vrijdag 7 juni 2024

verdwenen thuis

 

mei 1724  Het is afgekoeld na een stevige bui met onweer en veel regen. De bomen en struiken druppelen na en de bodem drinkt dorstig zuigend het water op. Adelheid loopt naar het riviertje dat achter haar tuin en die van haar buren kronkelt door het landschap. Terwijl ze door haar tuin loopt bekijkt ze goedkeurend haar levenswerk. Achter haar tuin is het watertje breder. Dat wordt in het dorp het haventje van boer Janssen genoemd. Er ligt een roeiboot aan een steiger. Bij het haventje breekt het landschap open en ziet ze dat het warme land stoom afblaast na de verkoelende bui. Er hangt een strook mist vlak boven de grond en de al zakkende zon geeft de omgeving een warme gloed. Nog even een stukje roeien en genieten van de kakafonie aan dierengeluiden. Kikkers doen hun best om de vrouwtjes te lokken. Krijgt wie het hardste kan kwaken eigenlijk de mooiste vrouwtjes? Net als bij mensen zeker, denkt Adelheid schamper.  Ze roeit een stukje en laat zich dan drijven. Bevers bouwen een burcht, otters spelen in het water, een kolonie kraanvogels is aan het foerageren. Ze ziet kuifeendjes, dodaars en langs de kant op een tak de ijsvogel loerend op een visje. In de verte het mysterieuze gehoemp van de roerdomp. Hoort ze daar het raspende geluid van een kwartelkoning? Boven haar hoofd cirkelt de visarend die een nest heeft in het bos op de berg. Af en toe springt er een zalm op boven het wateroppervlak. Ze maakt een kommetje van haar hand en drinkt het zuivere water. Zou ze nog even een stukje zwemmen? Er is hier immers niemand. Niemand durft nog buiten te zijn als het bijna donker is. Veel mensen zijn bang voor wolven, witte wieven en voor de dominee natuurlijk. Hoewel sommige inwoners van het dorpje haar gewaarschuwd hebben dat je er als nieuwkomer nooit helemaal bij hoort, weet ze zeker dat ze hier moet zijn. Hier is haar thuis, hier voelt ze zich inheems. Ik ben de rivier en het bos en mijn stukje land met alle bewoners.

Als ze de boot aan de steiger legt is het bijna donker. Ze loopt door de tuin naar haar huisje. In de tuin groeien geneeskrachtige planten. De mensen uit het dorp weten haar te vinden om middeltjes te maken van smeerwortel voor kneuzingen, lindebloesem voor kinderen die niet kunnen slapen, kamillethee voor ontstoken tandvlees. Adelheid gebruikt zelf haar tuin vooral om te eten. En om aan te trekken, geweven wollen weefsels op kleur gebracht door ter plekke groeiend korstmos, meekrap, wede, wouw en galnoot.

Mei 2024 “Nee, reeën mogen niet in de Betuwe komen”. Ik kijk de man aan, geen spoortje ironie. Hij antwoordt op de vraag van een van de deelnemers aan de paddenpoelworkshop over de overlast van reeën. In Homoet heeft de gemeente in drie bij elkaar liggende tuinen een paddenpoel gegraven. Ik kijk om me heen en zie behalve de poel, alleen gemaaid gras, zo kort dat het lijkt op afgekloven nagels. Buiten de tuin ligt een groene woestijn met in de verte de snelweg in een mist van uitlaatgassen. Onder het afdak een grote auto, een motor en een eenpersoonsvliegtuigje. Nee, roofvogels mogen hier ook niet komen, maar ik mag de lucht in als ik daar zin in heb. 

We zijn in oorlog met de natuur,

Als we winnen zijn we verloren    Hubert Reeves

 

 

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten