mei 1724 Het
is afgekoeld na een stevige bui met onweer en veel regen. De bomen en struiken
druppelen na en de bodem drinkt dorstig zuigend het water op. Adelheid loopt
naar het riviertje dat achter haar tuin en die van haar buren kronkelt door het
landschap. Terwijl ze door haar tuin loopt bekijkt ze goedkeurend haar
levenswerk. Achter haar tuin is het watertje breder. Dat wordt in het dorp het
haventje van boer Janssen genoemd. Er ligt een roeiboot aan een steiger. Bij
het haventje breekt het landschap open en ziet ze dat het warme land stoom
afblaast na de verkoelende bui. Er hangt een strook mist vlak boven de grond en
de al zakkende zon geeft de omgeving een warme gloed. Nog even een stukje
roeien en genieten van de kakafonie aan dierengeluiden. Kikkers doen hun best
om de vrouwtjes te lokken. Krijgt wie het hardste kan kwaken eigenlijk de
mooiste vrouwtjes? Net als bij mensen zeker, denkt Adelheid schamper. Ze roeit een stukje en laat zich dan drijven.
Bevers bouwen een burcht, otters spelen in het water, een kolonie kraanvogels
is aan het foerageren. Ze ziet kuifeendjes, dodaars en langs de kant op een tak
de ijsvogel loerend op een visje. In de verte het mysterieuze gehoemp van de
roerdomp. Hoort ze daar het raspende geluid van een kwartelkoning? Boven haar
hoofd cirkelt de visarend die een nest heeft in het bos op de berg. Af en toe
springt er een zalm op boven het wateroppervlak. Ze maakt een kommetje van haar
hand en drinkt het zuivere water. Zou ze nog even een stukje zwemmen? Er is
hier immers niemand. Niemand durft nog buiten te zijn als het bijna donker is.
Veel mensen zijn bang voor wolven, witte wieven en voor de dominee natuurlijk.
Hoewel sommige inwoners van het dorpje haar gewaarschuwd hebben dat je er als
nieuwkomer nooit helemaal bij hoort, weet ze zeker dat ze hier moet zijn. Hier is
haar thuis, hier voelt ze zich inheems. Ik ben de rivier en het bos en mijn
stukje land met alle bewoners.
Als ze de boot aan de steiger legt is het bijna donker. Ze
loopt door de tuin naar haar huisje. In de tuin groeien geneeskrachtige
planten. De mensen uit het dorp weten haar te vinden om middeltjes te maken van
smeerwortel voor kneuzingen, lindebloesem voor kinderen die niet kunnen slapen,
kamillethee voor ontstoken tandvlees. Adelheid gebruikt zelf haar tuin vooral om
te eten. En om aan te trekken, geweven wollen weefsels op kleur gebracht door
ter plekke groeiend korstmos, meekrap, wede, wouw en galnoot.
Mei 2024 “Nee, reeën mogen niet in de Betuwe komen”.
Ik kijk de man aan, geen spoortje ironie. Hij antwoordt op de vraag van een van
de deelnemers aan de paddenpoelworkshop over de overlast van reeën. In Homoet
heeft de gemeente in drie bij elkaar liggende tuinen een paddenpoel gegraven.
Ik kijk om me heen en zie behalve de poel, alleen gemaaid gras, zo kort dat het
lijkt op afgekloven nagels. Buiten de tuin ligt een groene woestijn met in de
verte de snelweg in een mist van uitlaatgassen. Onder het afdak een grote auto,
een motor en een eenpersoonsvliegtuigje. Nee, roofvogels mogen hier ook niet
komen, maar ik mag de lucht in als ik daar zin in heb.
We zijn in oorlog met de natuur,
Als we winnen zijn we verloren Hubert Reeves
Geen opmerkingen:
Een reactie posten