September
Vanaf mijn ontbijtplek kijk ik de tuin in. Het zachte
september licht zet de tuin in een warme gele gloed. Het uitgedroogde gele gras
van de dijkhelling in de verte kleurt goed bij de al herfstachtige tinten van
de planten en bomen. Achter de dijk in de verte de bossen aan de overkant die
als scherpe tandjes boven de dijk uitsteken.
De wind zet langzaam de tuin in beweging. Het geluid
verplaatst zich van mij weg tot de wind uiteindelijk de bladeren van de grote
populieren achter in de tuin bereikt en er een apotheose volgt die al het
andere geritsel overstemd. Ik ga dichter bij de open tuindeur zitten. De wind
streelt mijn blote armen en benen. Een gevoel van tevredenheid overvalt me. Het
is september en het heeft geregend vannacht. Ik sluit mijn ogen en luister een
tijdje. De wind gaat liggen en zwelt weer aan. Telkens geven de oude populieren
het luide slot van het muziekstuk.
Ik loop de zon tegemoet, blijf even staan en laat de zon
mijn huid verwarmen. Elke boom heeft haar eigen stem, met mijn ogen dicht
probeer ik te luisteren welke boom iets wil vertellen. De wilg ritselt
zachtjes, de populier ratelt er overheen en de els laat haar dorre blaadjes
kraken. Zo te horen zijn ze gelukkig, het heeft geregend vannacht.
De geur van gistende appels vermengd zich met de lucht van
gevallen zacht rottend blad. Vlinders verdringen zich op het rottende fruit
onder de bomen.
In de groentetuin proef ik een tomaatje. Het harde zacht
behaarde schilletje barst open en het
zoet-zure vruchtvlees vult mijn mond. Een bijtje met overvolle oranje
nectarbolletjes aan haar pootjes bezoekt de laatste lila bloemetjes van de
heilige basilicum. Mijn weg wordt versperd door een spinnenweb helemaal over
het pad. Ik ga op mijn hurken zitten en bestudeer het kunstwerk. Aan de draden
hangen minuscule druppeltjes. Aan de dikkere aanhechtingsdraden zijn de
druppels groter dan aan de dunne draden middenin het web. Eke draad krijgt de
druppel die het dragen kan. De kolibrivlinder hangt als een doodstille
helikopter boven een plant, beweegt haar vleugeltjes zo snel dat ze onzichtbaar
zijn en steekt haar lange neus kort in een bloem. Razendsnel scant ze alle
bloemen van de plant en helicoptert geluidloos naar de volgende bloem. Het
staccato gekraak van de cicade in de grote eik van de buren doet me denken aan
de cigale en brengt me naar warme zomeravonden in het zuiden van Frankrijk.
Het schaap van de buren staat bij het hek, terwijl de rest
van de kudde verderop graast. Ik zeg hallo
en na een welgemeend bèh zoekt ze haar vriendinnen weer op. Een libelle scheert
over de vijver. Een kikkertje springt voor mijn voeten nog net op tijd de
vijver in. Op mijn blote voeten in de vijver komen de kikkers na een tijdje om
me heen liggen. Ze kijken naar me op alsof ze wachten op een verhaal.
Het gaat harder waaien. De zon verdwijnt achter donkere
wolken. De verschillende tinten grijs van de wilgen en abelen passen in het
kleurenpalet. Het begint eerst zachtjes te regenen, al snel roffelen de grote
druppels op de capuchon van mijn regenjas. Ik kijk hoe de druppels zich
verzamelen op een blad, naar beneden rollen en dankbaar opgezogen worden door
de uitgedroogde aarde. Als het harder gaat regenen wil ik de tere stengels van
de bloemen ondersteunen. Ze zijn niet gewend aan regen en dreigen te bezwijken onder zoveel overdaad.
Een weldadige rust en opluchting komt over me. Niets heeft meer haast in de tuin. Eindelijk het is september en het regent.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten